Onderstaand literatuur-overzicht is er één geschreven door twee jonge researchers (die financieel worden ondersteund door ME Action) samen met Michael VanElzakker (neurowetenschapper aan de ‘Harvard Medical School’ en de persoon die eerder de nervus vagus hypothese (Chronic Fatigue Syndrome from vagus nerve infection: a psychoneuroimmunological hypothesis. Med Hypotheses. (2013) 81: 414-23) lanceerde (lees ook ‘Neurobiologische rationale voor nerus vagus aktivatie bij pijn-management’). Hun voornaamste stelling hier is dat neuro-beeldvorming niet altijd op een gepaste manier werd gebruikt bij M.E.(cvs), vooral niet bij onderzoek van de hersenstam (waar volgens hen het meest waarschijnlijk abnormaliteiten kunnen worden gevonden). Dit betreft een lange technische opsomming – geïnteresseerden kunnen het artikel opvragen – wij focussen ons hier op hun andere argumenten aangaande het opsporen van neuro-inflammatie, nl. dat het onwaarschijnlijk is dat een specifiek ‘cytokinen-profiel’ bij mensen met M.E.(cvs) – net zoals bij andere individuen – ooit zal worden gevonden.
————————-
Frontiers in Neurology (2019) Volume 9 Artikel 1033
Neuroinflammation and cytokines in Myalgic Encephalomyelitis/ Chronic Fatigue Syndrome (ME/CFS): A critical review of research methods
Michael B. VanElzakker, Sydney A. Brumfield, Paula S. Lara Mejia
Division of Neurotherapeutics, Massachusetts General Hospital, Harvard Medical School, Boston, MA, United States
Samenvatting
Myalgische Encefalomyelitis/ Chronische Vermoeidheid Syndroom (M.E./CVS) is het etiket dat wordt gekleefd op een syndroom dat langdurige griep-achtige symptomen, diepgaande vermoeidheid, concentratie-stoornissen en autonome problemen, die allemaal verslechteren na inspanning, omvat. Het is onduidelijk hoeveel individuen met deze diagnose lijden aan dezelfde aandoening of dezelfde onderliggende pathofysiologie hebben, en de ontdekking van biomerkers zou verduidelijking kunnen bieden. De naam ‘Myalgische Encefalomyelitis’ betekent essentieel ‘spierpijn gerelateerd met inflammatie van het centraal zenuwstelsel’ en veel inspanningen om diagnostische biomerkers te vinden hebben gefocust op één of meerdere aspecten van neuro-inflammatie, perifeer en in de hersenen. Naar mate de relatie tussen de symptomen van deze aandoening en neuro-inflammatie beter bekend wordt, dient aandacht te worden gegeven aan de biologische mechanismen van neuro-inflammatie en kwesties aangaande de mogelijke meting daarvan. De huidige ‘review’ focust op drie methodes die worden aangewend om vermoedelijke neuro-inflammatie bij M.E./CVS te bestuderen: 1) positron-emissie tomografie (PET) neuro-beeldvorming op basis van translocator-proteïne (TSPO) bindend radioligand 2) magnetische resonantie spectroscopie (MRS) neuro-beeldvorming en 3) testen van cytokinen circulerend in het bloed en cerebrospinaal vocht. PET-scanning die TSPO-bindend radioligand gebruiken is een beloftevolle optie voor studies van neuro-inflammatie. Er bestaan echter methodologische moeilijkheden bij deze techniek en de literatuur dient te worden geraadpleegd opdat de resultaten kunnen worden geïnterpreteerd. We argumenteren dat de grote meerderheid van M.E./CVS neuro-beeldvorming niet in staat is om optimale technieken te gebruiken voor het bestuderen van de hersenstam, ondanks de mogelijke centraliteit voor neuro-inflammatoire oorzaken of autonome effekten. MRS word besproken als minder informatief maar breed-beschikbare, minder invasieve en goedkopere optie voor het in beeld brengen van neuro-inflammatie, en bestaande studies op basis van MRS neuro-beeldvorming worden besproken. Studies die pogen een perifeer circulerend cytokine-‘profiel’ voor M.E./CVS te vinden worden ook besproken, met aandacht voor de biologische en methodologische redenen waarom replicatie van deze studies niet lukt. We argumenteren dat de biologische mechanismen van cytokinen en de talrijke bronnen voor mogelijke variantie bij de meting het onwaarschijnlijk maken dat een consistent en reproduceerbaar diagnostische cytokine-profiel ooit wordt ontdekt.
INLEIDING
[…] Deze ‘review’ gaat grotendeels over enkele van de research-methodes die noodzakelijk zijn voor het rechtvaardigen van de term Myalgische Encefalomyelitis (spierpijn – myalgie – gerelateerd met inflammatie van het centraal zenuwstelsel – encefalomyelitis). Opdat deze aandoening de naam M.E. kan krijgen, dient encefalomyelitis een consistente bevinding te zijn die wordt gerapporteerd door meerdere onderzoeksteams d.m.v. verscheidene methodes. […] Er dienen antwoorden te worden geformuleerd op deze vragen: hoe leidt een gemeten component van neuro-inflammatie tot symptomen, hoe meten we die component accuraat, wat kan worden besloten op basis van de gekozen methode.
We focussen hier op drie specifieke methodes: positron-emissie tomografie (PET) met translocator-proteïne (TSPO) bindend radioligand, magnetische resonantie spectroscopie (MRS) en bepalingen die cytokinen meten in het bloed en cerebrospinaal vocht. We focussen op wat kan (en wat niet) worden besloten uit studies die deze methodes aanwenden […]: we geloven dat PET-scanning d.m.v. TSPO-bindend radioligand de best-beschikbare en meest directe optie is voor neuro-inflammatie studies maar dat die methode dient te worden geoptimaliseerd; MRS is breder beschikbaar dan PET met TSPO-bindend radioligand, en goedkoper en minder invasief; en we halen kritiek aan op studies die zoeken naar een specifiek ‘profiel’ van perifeer circulerende cytokinen.
‘Encefalomyelitis’
Er zijn heel wat historische uitbraken van viraal-achtige ziekten die leidden tot diepgaande en langdurige vermoeidheid […]. De term benigne [goedaardige] Myalgische Encefalomyelitis werd gesuggereerd na het opmerken van enkele gelijkaardigheden wat betreft hersenvocht-abnormaliteiten […]. Een gebrek aan consistente methodes […] verhinderde sterke conclusies […]. De term ‘benign’ werd niet gebruikt omdat de symptomen mild waren maar eerder omwille van het feit dat werd gedacht dat deze “nieuwe klinische entiteit” een “relatief goedaardige uitkomst” (bv. geen sterfgevallen) had (vergeleken met gelijkaardige aandoeningen zoals poliomyelitis). Bij een latere uitbraak (Incline Village, Nevada, 1984-5) werd een nieuwe term opgeworpen: Chronische Vermoeidheid Syndroom. Dit zorgde voor verwarring: zijn CVS en M.E. hetzelfde? […]
Ondanks de kwesties aangaande de naam en de diagnose, is het mogelijk dat er een kern-aandoening M.E./CVS is waarbij inflammatie van het centraal zenuwstelsel betrokken is. Veel studies […] hebben resultaten gerapporteerd die consistent zijn met een neuro-inflammatoir proces [bv. Komaroff AL, Cho TA. Role of infection and neurologic dysfunction in Chronic Fatigue Syndrome. Semin Neurol. (2011) 31: 325-37]. Ondanks enkele studies met direct bewijs en een redelijke hoeveelheid indirect bewijsmateriaal is consistent en goed gerepliceerd direct bewijs voor neuro-inflammatie echter enigszins beperkt, in verhouding tot wat men zou kunnen verwachten voor een aandoening genaamd naar een mechanistische eigenschap.
INFLAMMATIE NEUROCIRCUITS
Veel patiënten met M.E./CVS rapporteren een virale of bakteriële infektie onmiddellijk vóór de aanvang van hun ziekte. […]. Gezien het feit dat neuro-inflammatie vermoedelijk centraal is voor M.E./CVS zou ontregeling van het perifeer immuunsysteem naar zenuwstelsel-inflammatie mechanismen een onderwerp voor hypotheses en research moeten zijn.
Wanneer een inflammatoire respons optreedt in de periferie, wordt het brein gealarmeerd over de aanwezigheid van inflammatie-geassocieerde molekulen zoals pro-inflammatoire cytokinen circulerend in het bloed. Terwijl er nog steeds potentiële neuro-immune mechanismen worden ontdekt, hebben we weet van drie manieren waarop deze alarmering kan optreden. Immuun-proteïnen, zoals cytokinen zullen zich aktief doorheen de bloed-hersen-barrière (BBB) verplaatsen, passief door de BBB diffunderen via circumventriculaire organen [gespecialiseerd weefsel dat aan de bloed-kant van de bloed-hersen-barrière ligt; hebben als één van de weinige plaatsen in de hersenen een onvolledige BBB, waardoor neuronen daar de concentratie van verschillende stoffen (vooral peptide-hormonen) kunnen waarnemen] als ze in voldoende hoge concentraties aanwezig zijn of door chemoreceptoren in de afferente (sensorische) nervus vagus worden gedetekteerd […].
Het proces van afferente neuro-immune signalisering triggert de ziekte-respons (soms ziekte-gedrag [zie o.a. ‘Identifikatie en behandeling van symptomen geassocieerd met inflammatie’] genaamd), een algemene reaktie van het aangeboren immuunsysteem dat vele symptomen omvat die overlappen met die van M.E./CVS.
Cytokine-signalisering van de perifere kant van de BBB triggert een ‘spiegel-respons’ van gliale aktivatie en cytokine-afgifte aan de hersen-kant van de BBB. Glia zijn een klasse cellen die funktioneren aan de intersektie van het zenuwstelsel en immuunsysteem; de belangrijkste glia van het centraal zenuwstelsel zijn microglia, macrofagen in het weefsel die in staat zijn met ‘danger-associated’ molekulen (zoals alarminen en mitochondriaal DNA, of immune signalisering molekulen zoals chemokinen en pro-inflammatoire cytokinen) te detekteren. Wanneer deze detektie optreedt, treden microglia en andere types gliale cellen in een funktionele en morfologische toestand van aktivatie, en produceren op hun beurt hun eigen chemokinen en pro-inflammatoire cytokinen die de aktivatie en proliferatie van nabijgelegen glia veroorzaken. Belangrijk: er kan een relatief grote hersen-kant ‘spiegel-respons’ van gliale aktivatie en cytokine-afgifte worden getriggerd door een kleine hoeveelheid pro-inflammatoir cytokine, als die kleine hoeveelheid werd gedetekteerd door de chemoreceptoren van de afferente nervus vagus. Spiegel-responsen kunnen specifieke neurale circuits volgen, aangezien glia het meest aanwezig zijn langs witte-stof banen. Dit verklaart waarom neuro-immune signalisering (van de drie mechanismen van cytokine-brein communicatie) langs specifieke brein-paden loopt. [overzicht studies] Een meta-analyse van neuro-beeldvorming studies bij de mens rapporteerde dat de thalamus ook consistent werd vermeld bij studie-ontwerpen, maar niet op een manier die funktionele connectiviteit aantoonde. Wij beschouwen de thalamus echter als een belangrijk hersengebied bij M.E./CVS gezien de detektie door Nakatomi Y et al. [zie hieronder] en de rol van de thalamus bij sensorische filtering, een mechanisme dat waarschijnlijk betrokken is bij het courant symptoom van sensorische sensitiviteit. De meta-analyse vond wel degelijk dat funktionele connectiviteit in de hersenstam/pons, maar vond geen consistente aktivatie in studies van de ‘nucleus of the solitary tract’ (NTS [reeks clusters van zenuwcel-lichamen die een vertikale kolom grijze-stof vormen in de medulla oblongata (‘verlengde merg’), de onderste helft van de hersenstam, overgaand in het ruggemerg]) en area postrema [struktuur in de medulla oblongata van de hersenstam, met doorlaatbare capillairen en sensorische neuronen die toelaat in het bloed circulerende chemische boodschappers te detekteren]. Dit zou als onverwacht kunnen worden beschouwd omdat deze naburige strukturen centraal zijn voor twee van de drie cytokine-brein paden: de NTS is waar de nervus vagus binnenkomt in de hersenstam en de area postrema is een belangrijk circumventriculair orgaan [zie hierboven]. We vermoeden dat deze gebieden niet consistent in alle studies van deze meta-analyse geaktiveerd bleken omdat de meeste neuro-beeldvorming studies geen hersenstam-specifieke ruimtelijke technieken gebruiken. We bevelen daarom sterk aan dat neuro-beeldvorming studies bij M.E./CVS dit gebied (dorsaal oppervlak van de hersenstam net onder de pons [verbinding tussen grote en kleine hersenen] onderzoeken. Naast z’n rol bij afferente cytokine-brein signalisering, kan dit hersenstam-gebied van belang zijn voor M.E./CVS-symptomen. In de afferent richting, is de area postrema dichtbevolkt met mest-cellen, wat misschien belangrijk is voor sommige M.E./CVS-patiënten, gezien de co-morbiditeit met mest-cel aktivatie aandoening disorder. In de efferente richting omvat dit gebied de dorsale motor-nucleus van de nervus vagus (DMV), die potentieel belangrijk is gezien z’n rol bij autonome funkties (die dysfunktioneel zijn bij M.E./CVS), zoals ongepaste hartslag-aanpassing aan veranderingen in houding en inspanning. Bovendien dient een efferent signaal van de DMV een anti-inflammatoire reflex te triggeren, die de inflammatoire respons beperkt. […]
Omdat neuro-inflammatie normale funktie en struktuur kan aantasten, kunnen zelfs methodes die neuro-inflammatie niet direct meten (bv. fMRI en strukturele MR) verduidelijkend zijn als ze focussen op voor neuro-inflammatie relevante hersen-circuits en -strukturen. Er zijn echter neuro-beeldvorming technieken die neuro-inflammatie meer direct kunnen meten, zoals PET en MRS. De huidige gouden standaard voor in vivo beeldvorming van neuro-inflammatie is PET-scanning op basis van translocator-proteïne bindend radioligand.
METING VAN MICROGLIALE AKTIVATIE: PET & HET TRANSLOCATOR-PROTEÏNE
Positron-emissie tomografie (PET) is een neuro-beeldvorming methode waarbij een radio-aktieve ‘tracer’ (radio-tracer) wordt geïnjekteerd. […] Radio-tracers vervallen heel snel en de straling wordt berekend door de PET-scanner. Zo kan men bepalen waar het biologisch proces optreedt waarin met geïnteresseerd is. Er werden verschillende radio-tracers ontwikkeld om microgliale aktivatie te detekteren en lokaliseren door binding met he translocator-proteïne (TSPO, ook TP-18 genoemd) […] Het translocator-proteïne is een deel van een groter proteïnen-complex dat bekend staat als mitochondriaal permeabiliteit transitie porie (MPTP). […] TSPO wordt aangemaakt wanneer microglia geaktiveerd worden […].
Sommige researchers argumenteren dat microgliale aktivatie niet helemaal synoniem is voor neuro-inflammatie en dat klassiek gedefinieerde inflammatie optreedt wanneer circulerende immuuncellen in het weefsel penetreren. Microgliale aktivatie kan echter klassiek gedefinieerde neuro-inflammatie voorspellen […]. Microgliale aktivatie is centraal bij verhoogde doorlaatbaarheid van de BBB […]. […]
PET-scanning met TSPO-bindend radioligand bij gezonde mensen
[…]
PET-scanning met TSPO-bindend radioligand bij M.E./CVS
Nakatomi Y et al. [Nakatomi Y et al. Neuroinflammation in Patients with Chronic Fatigue Syndrome/ Myalgic Encephalomyelitis: An 11C-(R)-PK11195 PET Study. J. Nucl. Med. (2014) 55: 945-950] voerden de eerste PET-studie uit op basis van TSPO-expressie […]. Ze vonden significant verhoogd PET-signaal […]. Op basis van hoe de ‘spiegel-respons’ werkt, is dit het algemeen patroon dat zou worden verwacht; onze groep hypothiseert dat sommige M.E./CVS-gevallen kunnen worden verklaard door overdreven afferente neuro-immune signalisering die het centraal zenuwstelsel binnenkomt via de NTS in de dorsale hersenstam [VanElzakker MB. Chronic Fatigue Syndrome from vagus nerve infection: a psychoneuroimmunological hypothesis. Med Hypotheses (2013) 81: 414-23]. De studie door het team van Nakatomi is baanbrekend maar zou moeten worden gerepliceerd via complementaire methodes. […]
Methodes die potentiële verstorende factoren bij PET-studies op basis van TSPO-bindend radioligand aanpakken
[…]
Hersenstam-specifieke analyses en technieken
Standaard neuro-beeldvorming technieken werden niet ontwerpen voor studie van de hersenstam
[…]
PBR28 of andere tweede-generatie radioliganden i.p.v. PK11195
Het eerste-generatie radioligand PK11195 heeft een hoge niet-specifieke binding en laag signaal/achtergrond
[…]
Arteriële lijn staalname tijdens PET neuro-beeldvorming laat interpretatie van gegevens toe
PET-signaal berekend t.o.v. een anatomisch referentie-gebied vereist gelijkmatige radioligand-opname
[…]
Toegang van radioligand tot het brein wordt bepaald door het metabolisme
[…]
Genetische analyse van het TSPO-gen
Een SNP in het TSPO-gen veroorzaakt differentiële radioligand-binding
[…]
Selektie van de controle-groep
[…]
MAGNETISCHE RESONANTIE SPECTROSCOPIE (MRS) BIJ NEURO-INFLAMMATIE
MRS kan een aanvulling zijn op PET bij het bestuderen van neuro-inflammatie
[…]
MRS-studies bij M.E./CVS
[…]
Lessen uit MRS-studies
[…]
PERIFERE CYTOKINEN BIJ M.E./CVS
Hersen-scans zijn duur en vereisen vele uren analyse vooraleer ze interpreteerbaar zijn. De ontdekking van een goedkope, makkelijk-toegankelijke biomerker uit perifeer bloed zou een aantrekkelijk alternatief zijn. Een courante meting bij M.E./CVS-studies zijn cytokinen, een brede klasse inflammatie-gerelateerde signalisering-molekulen zoals interferon (IFN), tumor necrose factoren (TNF), chemokinen, lymfokinen en interleukinen (IL). […] Bij M.E./CVS zou een consistent en reproduceerbaar ‘cytokine-profiel’ zou een diagnostische biomerker kunnen zijn en bewijs leveren voor een inflammatoir proces. Er werd door de auteurs van een literatuur-‘review’ [Blundell S et al.; zie hieronder] echter geconcludeerd dat ze geen consistent ‘cytokine-profiel’ vonden. Wij argumenteren hier dat een gebrek aan consistent ‘cytokine-profiel’ een onvermijdbaar resultaat is van de manier waarop cytokinen biologisch funktioneren en van de gebruikte methodes. […]
Biologische mechanismen beperken de waarde van perifeer bloed cytokinen als stabiele biomerker
[…] Cytokinen zijn een sleutel-component van neuro-inflammatie; één van de manieren waarop perifere inflammatie neuro-inflammatie triggert, is wanneer de nervus vagus perifere cytokinen detekteert. Cytokinen zijn dus molekulen die op het eerste zicht beloftevol lijken als potentiële perifere biomerker voor neuro-inflammatie bij M.E./CVS. De manier waarop cytokinen eigenlijk funktioneren bezoedelt dit echter.
Het kern-probleem aangaande cytokinen in perifeer bloed is dat cytokinen over het algemeen niet funktioneren als endocriene signaalgevers maar eerder als autocriene en paracriene signaalgevers. M.a.w. cytokinen funktioneren niet door louter door het bloed te stromen (waar veel studies ze meten omwille van de makkelijke toegang) maar eerder door lokale werking, in de onmiddellijke nabijheid van infektie of letsel. Cytokinen moeten niet funktioneren als circulerende endocriene molekulen om de subjective ziekte-symptomen aan te sturen omdat ze gedetekteerd kunnen worden door de sensitieve en zeer vertakte afferente nervus vagus, die hun aanwezigheid communiceert aan de hersenen via de hersenstam, en neuro-inflammatie en ziekte-responsen triggert. Er is een grote hoeveelheid neuro-immunologie literatuur die consistent besluit dat cytokinen niet detekteerbaar moeten zijn in de periferie om een effekt te hebben op ziekte-gerelateerde symptomen. […] Bovendien: gezien het feit dat cytokinen relatief grote, lipofobe, polypeptide proteïne molekulen zijn, diffunderen ze over het algemeen niet makkelijk doorheen een intacte BBB en zodoende weerspiegelen circulerende waarden de cytokine-waarden in het brein niet accuraat. Daarom is een perifeer cytokine-profiel wellicht van weinig betekenisvol aangaande het profiel in de hersenen. Dit punt wordt in veel wetenschappelijke artikels over cytokine-methodes gemaakt: er is weinig kans dat een vermoedelijk ‘cytokine-profiel’ informeert over onderliggende ziekte-processen.
[…]
Cytokine-studies bij M.E./CVS (review door Blundell et al. 2015)
[Blundell S, Ray KK, Buckland M & White PD. Chronic Fatigue Syndrome and circulating cytokines: a systematic review. Brain Behav Immunity (2015) 50: 186-95] […]
[…] Verstorende factoren die cytokine-waarden kunnen beïnvloeden: leeftijd, aktiviteiten-niveau, BMI, geslacht, menstruatie-cyclus stadium, co-morbide ziekten, gebruik van antidepressiva of diurnale [de dagelijkse cyclus volgende] variatie. […] De auteurs besluiten: “Er is weinig of geen bewijs ter ondersteuning van de hypothese dat pro-inflammatoire circulerende cytokinen gestegen zijn bij CVS.”. […] Wij argumenteren dat er dusdanige inconsistenties qua cytokine meet-methodes zijn dat consistente bevindingen onmogelijk zijn […].
[…]
Te overwegen methodologische verstorende factoren bij vergelijking van cytokine-studies
De biologische mechanismen van cytokinen maken een consistent en stabiel circulatie-profiel onwaarschijnlijk, wat het vermogen van perifere cytokinen om inzicht te bieden aangaande de onderliggende pathofysiologie bij M.E./CVS beperkt. Daarom is een perifeer cytokine-profiel onwaarschijnlijk als bruikbare biomerker. Naast deze biologische factoren zijn er veel methodologische problemen. Zelfs al zouden cytokinen betekenisvolle perifere biomerkers zijn: bloed kan niet worden vergeleken met cerebrospinaal vocht; ook veneuze en arteriële bloedstalen kunnen niet worden vergeleken, en ook plasma, serum en PMBCs kunnen niet worden vergeleken; daarenboven kunnen bio-assays, ELISA en multiplex assays niet worden vergeleken, enz.
[…]
Bloed kan niet worden vergeleken met cerebrospinaal vocht
[…] Studies bij mensen hebben aangetoond dat de cytokine-concentratie in cerebrospinaal vocht kunnen verschillen t.o.v. bloed […].[…] Het meten van cytokinen in cerebrospinaal vocht is een meer directe representatie van wat er zich in het centraal zenuwstelsel afspeelt. Daarom is, voor studies betreffende M.E./CVS neuro-inflammatie, cerebrospinaal vocht waarschijnlijk nuttiger. […]
Veneus en arterieel bloed kan niet worden vergeleken
Cytokine-concentraties verschillen omdat veneus bloed werd gefilterd door organen en weefsels, en arterieel bloed is afgenomen voor deze filtratie. Daarnaast is er een verschil tussen bloed afgenomen via een vaste katheter (veroorzaakt een immuun-respons) of een éénmalige prik. […]
Plasma, serum en PBMCs kunnen niet worden vergeleken
[omwille van anti-coagulantia, additieven, centrifugatie, bewaar-temperatuur]
[…]
Resultaten van bio-assay, ELISA en multiplex-assay kunnen niet worden vergeleken
[…]
Multiplex immuno-assay methodes laten toe een groot aantal cytokinen (van 2 tot 100+) te meten in dezelfde test. […] Multiplex offert kwaliteit op aan kwantiteit. Omdat alle cytokinen in dezelfde test worden gemeten, is er onvermijdelijk kruis-reaktiviteit tussen de antilichamen en niet-specificiteit met andere niet-cytokine proteïnen in het staal. […]
Er zijn geen gestandardiseerde regulerende richtlijnen voor de kwaliteit en validiteit van multiplex-testen. De overéénkomst tussen ELISA en multiplex varieert sterk […] dit betekent dat M.E./CVS-studies die ELISA gebruiken niet betekenisvol kunnen worden vergeleken met deze die multiplex gebruiken. […]
[…] Wij geloven dat perifere cytokinen fundamenteel variabelen met ruis zijn en dat daar rekening dient mee te worden gehouden bij cytokine-studies.
Hetzelfde lab, personeel en protocol eal wellicht verschillende resultaten geven met dezelfde test-kit
[…]
Cytokinen kunnen sterk beïnvloed zijn door individueel gedrag
[…] Factoren die de waarden van circulerende cytokinen voor een individu kunnen aantasten, omvatten: tijdstip van de dag, alkohol-, nicotine- of ander drug-gebruik , kwaliteit van en hoeveelheid slaap, acute en chronische stress, acute en chronische fitheid, geslacht, fase van de menstruatie-cyclus, leeftijd, chronische dieet-patronen en acute verschillen onmiddellijk na een maaltijd. […] Bv.: capsaicine (in pepers) wijzigt de waarden van IL-6, IL-10, TNFα, NOx en MDA; de natuurlijke suikers in avocado veranderen de gen-expression van IL-1α, IL-6 & IL-8, zuivel-bakterieën verhogen IL-1β, TNFα en IFNγ; chocolade doet IL10 en IL-1β stijgen; enz. Het is duidelijk dat cytokinen worden beïnvloed door een groot aantal variabelen die niets met ziekte te maken hebben.
[…]
Zijn perifeer circulerende cytokinen wel bruikbaar?
Gezien hoe cytokinen biologisch werken, geloven we niet dat een consistent en stabiel profiel van pro-inflammatoire circulerende cytokinen bestaat bij patiënten met M.E./CVS vergeleken met controles, noch dat het vinden van een dergelijk profiel realistisch is. Cytokinen funktioneren normaal niet als circulerende endocriene molekulen en hun aanwezigheid in de periferie vertegenwoordigt meestal overloop van hun eigenlijke plaats van werking. Deze biologie beperkt ook de waarde van een eventueel perifeer cytokine-profiel voor het ophelderen van de onderliggende pathofysiologie van M.E./CVS of enig andere chronische inflammatoire aandoening. Cytokine-metingen in de periferie zijn omgeven door talloze storende factoren: biologische, methodologische en gedragsmatige. […]
We argumenteren dat de meest doeltreffende manier om perifere cytokinen te gebruiken voor de karakterisatie van M.E./CVS-patiënten is via studie-ontwerpen met metingen per individu (bv. meten vóór en na inspanning, met voor BMI en dagelijkse aktiviteit gematchte controles). In een dergelijke studie zouden cytokine-waarden betekenis hebben als complementaire meting. […]
BESLUIT
De focus van deze ‘review’ was neuro-inflammatie en de methodes die worden gebruikt om het te meten. We argumenteerden omtrent het belang van het verankeren van methodologische details in gekende biologische mechanismen en bestaande onderzoeksliteratuur.
De M.E./CVS-research zit vast in een ietwat defensieve houding, waarbij de focus ligt op het aantonen van “dit is een echte aandoening” door het tonen van significante biologische verschillen tussen patiënten en controles. We geloven dat dit heeft geleid tot een situatie waarbij te veel nadruk wordt gelegd op specificiteiten gerapporteerd in beschrijvende studies (zoals het gemiddeld ‘cytokine-profiel’ aanwezig bij de gevallen vs. controles op het moment van de test) en er werd niet genoeg nadruk gelegd op potentiële mechanismen die de symptomen aansturen. Het gebied is klaar om verder te gaan dan het bewijzen dat dit is een “echte aandoening” is en om te beginnen het specifiek verband tussen M.E./CVS-symptomen en neuro-inflammatie op te helderen.
Als we willen verder gaan dan een defensieve houding en naar een begrijpen van de pathofysiologie, zal dit een zorgvuldige focus op research-methodes vereisen. Bij het ontwerpen van een studie zou het een doel van M.E./CVS-researchers moeten zijn om te bepalen of een significant resultaat eigenlijk informatie kan verstrekken over ziekte-mechanismen, of dat het simpelweg een rapporteerbaar verschil tussen patiënten en controles is. Een PET-studie op basis van TSPO-binding kan bv. verschillen vinden tussen patiënten en controles door het gebruik van een cerebellum-referentie, en dit heeft dan enige waarde voor het “dit is een echte aandoening” argument. Maar omwille van de moeilijkheid wat betreft interpretatie, is een dergelijke studie minder waardevol voor het onderscheiden van de feitelijke pathofysiologie.
Met inachtneming van neuro-inflammatie gerelateerde mechanismen en research-methodes, duiken de volgende aanbevelingen op:
* Het verband van M.E./CVS met neuro-inflammatie is een fundamentele vraag die op een directe manier dient te worden geadresseerd vanuit meerdere onderzoeksstandpunten.
* De bestaande basis wetenschappelijk literatuur over neuro-inflammatie zou moeten dienen als een richtlijn voor het kiezen van ROIs [‘region of interest’ (interessant gebied)] in M.E./CVS hersenscan-studies.
* M.E./CVS veroorzaakt veranderingen in het leven van patiënten die toevallig enkele studie-resultaten (sedentaire levensstijl of dieet kunnen cytokinen beïnvloeden) kunnen verklaren. Dit maakt zorgvuldige selektie van controle-groepen bijzonder belangrijk.
* Cytokinen lijken aantrekkelijk omdat ze makkelijk te meten zijn, maar zijn variabelen met veel ‘achtergrond-ruis’ en de specifieke bevindingen van een bepaalde studie zouden niet over-geïnterpreteerd mogen worden.
* Sommige methodologische details zijn zo fundamenteel (bv. hersenstam-registratie of selektie van een ‘baseline’ referentie hersengebied of metaboliet, of het kiezen tussen bloed-serum en cerebrospinaal vocht) dat ze volledig verantwoordelijk kunnen zijn voor de resultaten van een studie of het gebrek daaraan.